Onderbouwing |
In de intention-to-treat-populatie werd een statistisch significant PFS-voordeel waargenomen in de durvalumab- arm (hazard ratio [HR], 0,71 [95% CI, 0,57 tot 0,89]; P = 0,003) en de durvalumab + olaparib-armen (HR, 0,55). [95% CI, 0,43 tot 0,69]; P < 0,0001) versus controle.
De durvalumab + olaparib-arm had een statistisch significant 45% lager risico op ziekteprogressie of overlijden versus de controlegroep (HR, 0,55 [95% CI, 0,43 tot 0,69]; P < 0,0001; mediane PFS 15,1 versus 9,6 maanden. Vooraf gespecificeerde, verkennende subgroepanalyses toonden PFS-voordeel aan bij dMMR (HR [durvalumab versus controle], 0,42 [95% CI, 0,22 tot 0,80]; HR [durvalumab + olaparib versus controle], 0,41 [95% BI, 0,21 tot 0,75]) en pMMR-subgroepen (HR [durvalumab versus controle], 0,77 [95% BI, 0,60 tot 0,97]; HR [durvalumab + olaparib versus controle] 0,57; [95% BI, 0,44 tot 0,73]); en in PD-L1-positieve subgroepen (HR [durvalumab versus controle], 0,63 [95% BI, 0,48 tot 0,83]; HR [durvalumab + olaparib versus controle], 0,42 [95% BI, 0,31 tot 0,57]). |